Monique Volman went down under

‘De afgelopen twee maanden was ik in Nieuw-Zeeland, waar ik aan de universiteiten van Wellington en Auckland met onderwijsonderzoekers sprak over diversiteit en ongelijkheid. Heel interessant, vooral vanwege de specifieke situatie en geschiedenis van Nieuw-Zeeland. Van hun beleid gericht op het bestrijden van de achterstelling en achterstanden van de Maori-bevolking en immigranten, kunnen we bovendien in Nederland wat leren.’ Aan het woord is Monique Volman,  boegbeeld van de route Jeugd van de Nationale Wetenschapsagenda

Over twintig jaar is Auckland een van de meest superdiverse steden in de wereld; dan is nog minder dan de helft van de inwoners van Europese herkomst. Maar ‘divers’ betekent hier iets anders dan in Europa. Zo zijn er maar weinig moslims, waardoor de angst voor de extremen van deze religie, die in Europa menig discussie over diversiteit kleurt, in Nieuw-Zeeland niet bestaat.

De minderheid was er eerst

Maar belangrijker: de belangrijkste minderheid in dit land, de Maori’s (nu 15% van de bevolking), zijn geen immigranten maar waren er het eerst. In 1840 is er tussen de Maori-bevolking en de Engelsen een verdrag gesloten dat de Engelsen het bestuur van het land toevertrouwde en tegelijkertijd de rechten en soevereiniteit van de Maori’s moest waarborgen. Met dit ‘Verdrag van Waitangi’ is vervolgens anderhalve eeuw behoorlijk de hand gelicht en de Europese Nieuw-Zeelanders (Pakeha) hebben de oorspronkelijke bewoners niet bepaald fatsoenlijk behandeld, resulterend in armoede, onderwijsachterstanden en het nagenoeg verdwijnen van de taal, Te Reo Māori. Immigranten komen van de eilanden in de Pacific en uit Azië. De eerste groep is veelal arm en wordt vaak in één adem genoemd met de Maori-bevolking, de tweede groep bestaat voor een groot deel uit Chinezen, en is over het algemeen (zeer) welvarend.

Iedereen gelijk

In de houding van de overheid ten aanzien van de Maori-bevolking is sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw een kentering gekomen, nadat Maori’s zich krachtiger gingen verzetten tegen de diefstal van hun grond en de vernietiging van hun cultuur. Dat heeft ertoe geleid dat ‘het Verdrag’ zoals het oorspronkelijk was bedoeld in ere is hersteld. Dat komt bijvoorbeeld tot uiting in tweetaligheid (Maori- Engels) van officiële documenten, informatieborden enz.. In het onderwijsbeleid is – ingegeven door de afspraken in het Verdrag – de gedachte diep verankerd dat leerlingen verschillende achtergronden hebben en dat het goed is om daar in het onderwijs rekening mee te houden.

De moeite waard om te bekijken: de website van het Ministerie van Onderwijs over het Nieuw-Zeelandse curriculum:

 

 

Beroepscode voor leraren

Dat is een behoorlijk contrast met de nadruk die wij nu leggen op het leren van de basisvaardigheden als dé manier om je een plaats in de samenleving te verwerven. De beroepscode voor leraren maakt duidelijk dat van leraren respect wordt verwacht voor de diverse culturen, talen en identiteiten van leerlingen en hun familie en whanau (extended family/community). Dat wordt in de dagelijkse praktijk niet altijd waargemaakt, maar in ieder geval is er geen politieke partij die kamervragen stelt over dergelijke ‘politiek-correcte’ richtlijnen.

Overigens is er ook wel kritiek op het te veel benadrukken van de ‘eigen Maori-identiteit’ van leerlingen; kinderen gaan immers naar school om hun kennis en perspectief op de wereld te verbreden. Maar in ieder geval wordt het gesprek over de juiste balans gevoerd. Dat beleid er echt in kan slagen iets recht te zetten, blijkt heel duidelijk uit het feit dat het Te Reo Maori weer in opkomst is. Veel mensen, ook van Europese of Aziatische afkomst, leren de taal. Er zijn scholen waar in Te Reo wordt lesgegeven, en er worden proefschriften in geschreven.

Onbruikbare diploma’s

Ook interessant is van nabij een schoolsysteem mee te maken dat heel anders is ingericht dan het Nederlandse en dat in termen van onderwijsongelijkheid andere risico’s kent. In Nieuw-Zeeland is geen vroege selectie, en er zijn geen vastgelegde tracks die leerlingen opleiden tot een eindexamen waarmee ze een vaststaand pakket aan vakken op hetzelfde niveau afronden. In plaats daarvan kunnen leerlingen kiezen uit een scala aan vakken en niveaus, die ze afsluiten met een toets en waarmee ze ‘credits’ behalen. Toegang tot de vervolgopleidingen wordt verkregen via voldoende credits van een bepaald niveau in bepaalde domeinen. Op dit moment neemt de kritiek op dit systeem toe; velen vinden dat er te weinig vastligt. Een van de onwenselijke gevolgen daarvan is dat een deel van de leerlingen in een fuik terecht komt; ze verlaten de school met een verzameling onbruikbare vakken op een te laag niveau. Degenen die dat overkomt hebben relatief vaak een Maori of Pasifika achtergrond.

We are so isolated’

Nog een laatste eye-opener. Het besef op een eiland te leven, door oceanen gescheiden van andere werelddelen, en met een relatief kleine bevolking (nog geen 5 miljoen inwoners), leeft sterk bij veel mensen die ik sprak. Neem de worsteling om grootschalig kwantitatief onderzoek te doen met schoolkenmerken als variabelen. En het probleem dat in kwalitatief onderzoek vaak te gemakkelijk te herleiden is om welke school het gaat. Ik begreep opeens waarom Hattie meta-analyses is gaan doen. Voor congresbezoek reist men naar de VS of Europa (Australië is niet populair), en in veel gesprekken viel ergens de verzuchting ‘we are so isolated …’. Alleen een onderzoekster met een Pasifika-achtergrond die ik sprak, keek daar anders tegen aan: de oceaan scheidt ons niet van anderen maar verbindt ons.