Gert-Jan Veerman Gert-Jan Veerman

‘Hier heb ik vrienden’, ‘We zijn verschillend, maar horen toch bij elkaar,’ dat zijn uitspraken van leerlingen uit een klas die ‘sociaal cohesief’ is. Bij het versterken van die sociale cohesie spelen leraren een belangrijke rol. Maar hoe doe je dat als leraar precies? Vooral als er binnen een groep veel sociaaleconomische en culturele verschillen zijn? Gert-Jan Veerman, onderzoeker aan de Radboud Universiteit, vertelt hoe het onderzoek ‘Sociale cohesie in de klas’ docenten helpt sociale cohesie handen en voeten te geven.

Eerst de urgentie: hebben we inderdaad een maatschappelijk probleem? Gert-Jan: ‘Als een klas cultureel divers is en er is weinig sociale cohesie, dan zie je dat leerlingen zich binnen hun eigen groep terugtrekken, dat ze minder tolerant zijn naar elkaar en zich onveilig voelen. Als deze problemen ontstaan, kiezen scholen steeds vaker de weg van de minste weerstand.’ Gert-Jan doelt op het ‘smaller’ worden van scholengemeenschappen, een ontwikkeling waar ook de onderwijsraad zich zorgen over maakt. Gert-Jan: ‘Een docent vertelde dat hij blij was dat de vmbo’ers weer in een apart gebouw zaten. Het gaf rust en een fijnere sfeer in ‘zijn’ havo-vwo-gebouw.’

Kwaliteit van saamhorigheid
In dit onderzoeksproject kijken onderzoekers van de Radboud Universiteit Nijmegen en de Erasmus Universiteit Rotterdam samen met leraren en leerlingen naar huidige en nieuwe manieren om sociale cohesie te versterken en te meten. Het gaat dan om klassen en scholen met een grote sociaaleconomische en culturele diversiteit. De centrale onderzoeksvraag luidt: ‘Kan het onderwijs een rol spelen bij het bevorderen van sociale cohesie in een cultureel en religieus diverse samenleving en welke mogelijkheden moeten dan benut worden?’ ‘Sociale cohesie gaat over de kwaliteit van saamhorigheid binnen een groep. In een cohesieve klas hebben leerlingen positieve relaties, voelen ze zich verbonden met elkaar en zijn ze bereid elkaar te helpen,’ verduidelijkt Gert-Jan.

Het klasgevoel of het schoolgevoel?
Het eerste deel van het onderzoek is nu afgerond: Gert-Jan heeft in kaart gebracht hoe momenteel binnen onderzoek wordt gekeken naar sociale cohesie: ‘Het is niet nieuw om je af te vragen hoe het met de school, klas, groep gaat. Ik heb wel 17 instrumenten gevonden die sociale cohesie raken. Wij hebben alle inzichten gebundeld en een model ontwikkeld dat de aard en dynamiek van sociale cohesie weergeeft.

 

Het resultaat: een kubus. Dat model maakt onderscheid tussen een individueel en een groepsperspectief: gaat het om hoe een leerling de eigen sociale positie ervaart, of gaat het over de cohesie van de groep als geheel? Daarnaast herkennen de onderzoekers de sociale eenheid van de klas en van de school. Het belang van die twee gaat namelijk ook niet per se samen: je kunt met veel sociale cohesie in een klas de cohesie in een school minder laten worden. Gert-Jan: ‘Om het praktisch te houden: als je een sportdag organiseert wil je dan het teamgevoel van de klas stimuleren of het schoolgevoel? In het laatste geval zou je er eerder voor kiezen om klasdoorbrekende teams te maken.’

‘Een praktisch voorbeeld van het versterken van sociale cohesie, dat ik opving tijdens een workshop die we gaven op een onderwijscongres: een vmbo-docent vertelde over zijn tuintjesproject. Hij nam contact op met een woningcorporatie en samen kwamen ze op het idee om leerlingen de tuin van oude mensen winterklaar te laten maken. Dat werd een groot succes. Leerlingen deelden hun ervaringen in de klas, bleven gemotiveerd en behulpzaam, aldus de leraar. Door als school gezamenlijk naar buiten te treden was de interne cohesie versterkt.’

Praktijkonderzoek
Na de theoretische exercitie is een pilot gestart bij een multiculturele school in een grootstedelijke context. Gert-Jan: ‘We kijken op die school binnen bestaande contexten naar positieve ervaringen en zoeken naar de versterkende elementen. We hebben daarvoor een selectie gemaakt van instrumenten die volgens ons de cohesie goed ‘vangen’ in het kader van ons model.’ Het onderzoek kent een mixed methods-aanpak: met een kwantitatieve component – met vragenlijsten – en een kwalitatieve component – met observaties en interviews. ‘We passen de vragenlijsten steeds aan naar aanleiding van observaties in de klas, zo versterken theorie en praktijk elkaar.’ De pilot wordt in september afgerond, dan begint het grote praktijkonderzoek bij drie multiculturele scholen zowel in stedelijke als grootstedelijke context.