
‘Jongeren met een achterstand, maatschappelijk of in gezondheid, kunnen in een negatieve spiraal komen waarin problemen elkaar versterken. Wij willen weten wat precies de triggers zijn in die negatieve spiraal. Aan welke knoppen kunnen we draaien om dit gedrag bij te sturen, of beter nog: te voorkomen?’ Aan het woord is Symone Detmar van TNO. Samen met Menno Reijneveld (UMCG) leidt zij het onderzoeksproject ‘Gelijke kansen in jeugdgezondheid’.
Het project bestaat uit twee delen: het eerste deel focust op verschillende soorten opeenstapelingen van ongezond gedrag en gezondheidsproblemen bij jongeren. En op de manier waarop dat samenhangt met hun maatschappelijke participatie. Symone: ‘Vervolgens willen we in het tweede deel achterhalen wat jongeren ervan weerhoudt om hun gedrag te veranderen. En we onderzoeken hoe de werkwijze van de jeugdgezondheidszorg en praktijkpartners in het sociale domein aansluit bij deze problematiek.’
Praktijk aan tafel
Een van die praktijkpartners is het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid (NCJ). Yvonne Vanneste is namens het NCJ aan dit onderzoeksproject verbonden: ‘We willen dat álle jongeren mee blijven doen. No one left behind, dat is onze opdracht. Ik heb het idee dat we met dit project daarvoor waardevolle kennis boven tafel krijgen. Die toetsen we dan direct in de praktijk, bij jongeren en hun ouders: herken je dit, werkt het bij jou ook zo? Maar ook interventies die we ontwikkelen: wat vinden jongeren daarvan? Zou het hen helpen?’
‘Je kunt ook te veel vragen’
Yvonne: ‘De resultaten uit dit onderzoek kunnen echt van invloed zijn op hoe we de jeugdgezondheidszorg geregeld hebben. Misschien moeten we op een andere manier en op andere momenten contact zoeken met jongeren. En andere dingen gaan vragen. We vragen nu ontzettend veel, dat kan ook té veel zijn.’
Yvonne is gespecialiseerd in schoolverzuim: ‘Dat kun je zien als uitkomst, als gevolg. Maar ook als factor van betekenis in de hele opeenstapeling van risicogedrag. Dan is schoolverzuim geen einde, maar juist een indicator voor die neerwaartse spiraal. Hoe neem je die data over schoolverzuim, maar ook al die andere mogelijke indicatoren, mee in het onderzoek, daar denken we met zijn allen goed over na.’
Rijkere data
Symone Detmar beaamt hoe goed praktijk en wetenschap elkaar aanvullen in dit project: ‘De vragen en kennis uit de praktijk, zoals van Yvonne, zorgen direct voor verrijking van de data waarmee we aan de slag gaan. We hebben dan ook in intensief overleg met elkaar het conceptuele model ontwikkeld op basis waarvan nu de eerste kwantitatieve data-analyse plaatsvindt. We gebruiken daarvoor de database van TRAILS. De rol van de praktijk wordt vervolgens gaandeweg het onderzoek alleen maar groter. Vooral als we straks naar de kwalitatieve data-analyse gaan en interventies in de praktijk gaan toetsen.’
TRAILS
Het conceptuele model dat onderzoekers en praktijkpartners samen ontwikkelden, is de basis voor het eerste, kwantitatieve, onderzoek van Lisette Wijbenga. Zij is promovendus aan het UMCG en de Hanzehogeschool. Lisette: ‘Op dit moment zijn we hard aan de slag met de data van het TRAILS*-cohort voor het eerste artikel.’
*TRAILS: Tracking Adolescents’ Individual Lives Survey. Een unieke longitudinale studie, die al 18 jaar loopt. Daarin worden 2.500 jongeren, hun ouders en hun docenten elke paar jaar onderzocht. Deze jongeren zijn nu 27. Er is zelfs een TRAILS Next, waarin de kinderen van de TRAILS-jongeren onderzocht worden.
Mechanismes doorgronden
Lisette: ‘Meestal wordt onderzoek gedaan naar specifieke gedragingen van jongeren. Wij kijken juist naar clustering van risicovol gedrag, zoals alcoholgebruik, onveilige seks en eetgedrag bijvoorbeeld. Hoe hangt dat gedrag met elkaar samen? En welke rol spelen sociale netwerken en de mate van zelfcontrole? Welke relaties kunnen we vervolgens aantonen met de mentale gezondheid en participatie op latere leeftijd? Het is voor het eerst dat dit zo uitgebreid onderzocht wordt, interdisciplinair én met de praktijk aan tafel. Ik wil van Yvonne en andere praktijkpartners dan graag weten of we op de goede weg zijn. Of zij er iets mee kunnen.’
Symone: ‘Na deze kwantitatieve eerste fase, waarvan de resultaten verschijnen in het eerste artikel van Lisettes proefschrift, volgt de kwalitatieve fase. Daarmee gaat Ruben de Ronde, promovendus aan het LUMC aan de slag. Wordt vervolgd!’
Lees meer over het onderzoek, de exacte onderzoeksvragen en het team van onderzoekers en praktijkpartners